Ik zal – proclamaties

Wees niet bang, want Ik ben bij je, vrees niet, want Ik ben je God. Ik zal je sterken, Ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand. (Jesaja 41:10)

Wees niet bang, kleine Jakob, arm volk van Israël, Ik zal je helpen – spreekt de HEER –de Heilige van Israël is je bevrijder. (Jesaja 41:14)

In gerechtigheid heb Ik, de HEER, jou geroepen. Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden, Ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen en maak je tot een licht voor alle volken… (Jesaja 42:6)

Blinden laat Ik gaan over onbekende wegen, op paden die ze niet kennen voer Ik hen. Duisternis verander Ik in licht, ruig land maak Ik vlak. Ja, deze dingen zal Ik doen, niets daarvan zal Ik nalaten. (Jesaja 42:16)

Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want Ik zal je vrijkopen, Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij! (Jesaja 43:1)

Ik zal water uitgieten op dorstige grond, waterstromen over het droge land. Ik zal mijn Geest uitgieten over je nazaten en mijn zegen over je telgen. (Jesaja 44:3)

Neem deze dingen ter harte, Jakob, neem ze ter harte, Israël, want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gevormd, je bent mijn dienaar, Israël, Ik zal je niet vergeten. (Jesaja 44:21)

Ik heb je misdaden als een wolk doen verdampen, je zonden als de ochtendnevel. Keer terug naar Mij: Ik zal je vrijkopen. (Jesaja 44:22)

Ik zal je verborgen schatten schenken, diep weggeborgen rijkdommen. Dan zul je weten dat Ik de HEER ben, de God van Israël, die jou bij je naam roept. (Jesaja 45:3)

Ik breng mijn gerechtigheid nabij, ze is niet ver meer, het duurt niet lang voor Ik redding breng. Ik zal redding brengen in Sion, Ik laat Israël in mijn luister delen. (Jesaja 46:13)

Hij zei: ‘Dat je mijn dienaar bent om de stammen van Jakob op te richten en de overlevenden van Israël terug te brengen, dat is nog maar het begin. Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die Ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’ (Jesaja 49:6)

Dit zegt de HEER: In het uur van mijn genade geef Ik je antwoord, op de dag van de redding zal Ik je helpen. Ik zal je behoeden, Ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen, om het land weer op te richten, om het verlaten erfgoed in eigendom terug te geven… (Jesaja 49:8)

Ik effen al mijn bergen tot een weg, Ik zal mijn paden plaveien. (Jesaja 49:11)

Maar dit zegt God, de HEER: Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken, Ik steek mijn vaandel voor hen op. Ze nemen je zonen op hun arm en dragen je dochters op hun schouders. (Jesaja 49:22)

Toch zegt de HEER: Gevangenen worden de strijder ontnomen, de tiran zal zijn buit verliezen. Wie een geding voert tegen jou zal Ik in een geding bestrijden, en Ikzelf zal je kinderen redden. (Jesaja 49:25)

Ik heb je slechts een ogenblik verlaten, maar met open armen zal Ik je weer ontvangen. Ik verborg mijn gezicht voor je in laaiende toorn, één ogenblik lang, maar Ik zal me weer over je ontfermen met eeuwigdurende liefde, zegt de HEER, die je vrijkoopt. (Jesaja 54:7-8)

Ongelukkige, zo opgejaagd en ongetroost. Met fijne leem zal Ik je stenen inleggen, op saffier zal Ik je grondvesten. (Jesaja 54:11)

Ik heb gezien wat ze deden, maar toch zal Ik hen genezen, hen leiden en hun barmhartigheid bewijzen. Treurenden bied Ik troostrijke woorden: Vrede, vrede voor iedereen, ver weg of dichtbij – zegt de HEER –, Ik zal genezing brengen. (Jesaja 57:18)

Dan vind je vreugde in de HEER. Ik zal je laten rijden over de hoogten van de aarde en je laten genieten van het land dat Ik je voorvader Jakob in bezit heb gegeven. De HEER heeft gesproken!  (Jesaja 58:14)

Vreemdelingen zullen je muren herbouwen, hun koningen staan je ter beschikking. Ik heb je geslagen in mijn woede, in mijn mededogen zal Ik Me over je ontfermen. (Jesaja 60:10)

Eens was je verlaten en gehaat en werd je door niemand bezocht, maar Ik zal je eeuwige roem verlenen, geslacht op geslacht zul je een bron van vreugde zijn. (Jesaja 60:15)

In plaats van koper zal Ik je goud brengen, in plaats van ijzer breng Ik zilver, koper in plaats van bomen, ijzer in plaats van stenen. Ik stel de vrede aan als wachter en de gerechtigheid als het gezag. (Jesaja 60:17)

De geringste groeit uit tot een duizendtal, de kleinste tot een machtig volk. Ik, de HEER, zal dit spoedig volvoeren, wanneer de tijd is gekomen. (Jesaja 60:22)

Want Ik, de HEER, heb het recht lief, Ik haat offers van roofgoed. Ik zal hen getrouw belonen, een eeuwig verbond sluit Ik met hen. (Jesaja 61:8)

Uit Jakob zal Ik nageslacht doen voortkomen, uit Juda een erfgenaam van mijn bergland; Mijn uitverkorenen zullen het land in bezit nemen, mijn dienaren zullen zich daar vestigen. (Jesaja 65:9)

Dan zal Ik over Jeruzalem jubelen en Mij verblijden over mijn volk. Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord. (Jesaja 65:19)

Ik zal hun antwoorden nog voor ze Mij roepen, Ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken. (Jesaja 65:24)

Zoals een moeder haar zoon troost, zo zal Ik jullie troosten; in Jeruzalem zul je troost vinden. (Jesaja 66:13)

Wees voor niemand bang, want Ik zal je ter zijde staan en je redden – spreekt de HEER. (Jeremia 1:8)

Roep tegen het noorden: Kom terug, ontrouw Israël – spreekt de HEER –, dan zal Ik mijn woede laten varen, want Ik ben vol genade, niet eeuwig duurt mijn toorn – spreekt de HEER. (Jeremia 3:12)

Kom terug, ontrouwe kinderen – spreekt de HEER –, want jullie behoren Mij toe. Ik zal één van jullie uit elke stad nemen en twee van jullie uit elke familie, en jullie naar Sion brengen. (Jeremia 3:14)

Ik zal jullie herders naar mijn hart geven, en die zullen jullie met wijsheid en inzicht weiden. (Jeremia 3:15)

Kom terug, afvallige kinderen, Ik zal jullie genezen van je ontrouw. Dan zullen jullie zeggen: Hier zijn we, wij komen bij U terug, want U bent de HEER, onze God. (Jeremia 3:22)

Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen waarheen Hij het verdreven had. Ik zal hen terugbrengen naar hun land, dat Ik hun voorouders gegeven heb. (Jeremia 16:15)

Wat er nog van de schapen over is, zal Ik bijeenbrengen uit alle landen waarheen Ik ze verjaagd heb. Ik breng ze terug naar hun weide, ze zullen vruchtbaar zijn en in aantal toenemen. (Jeremia 23:3)

Ik zal herders over ze aanstellen die ze zo zullen hoeden dat ze geen angst meer kennen en er niet één meer zal worden gemist – spreekt de HEER. (Jeremia 23:4)

Ik zal welwillend naar hen omzien en hen naar dit land terugbrengen. Ik zal hen opbouwen en niet afbreken, planten en niet uitrukken. (Jeremia 24:6)

Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de HEER. Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk: Ik zal je een hoopvolle toekomst geven. (Jeremia 29:11)

Jullie zullen Mij aanroepen en tot Mij bidden, en Ik zal naar jullie luisteren. (Jeremia 29:12)

Ik zal me door jullie laten vinden – spreekt de HEER – en Ik zal in je lot een keer brengen. Ik zal jullie samenbrengen uit alle volken en plaatsen waarheen Ik je verbannen heb – spreekt de HEER – en je laten terugkeren naar Jeruzalem, waaruit Ik je heb laten wegvoeren. (Jeremia 29:14)

Weet dat Ik je zal genezen, Ik zal je wonden helen – spreekt de HEER – ook al noemt men je Verworpene en zegt men: ‘Naar Sion kijken we niet meer om.’ (Jeremia 30:17)

Dit zegt de HEER: Ik keer het lot van Jakobs tenten ten goede, Ik zal me om zijn woningen bekommeren. De steden zullen uit de as herrijzen, paleizen worden in hun oude pracht hersteld. (Jeremia 30:18)

Zij komen terug in tranen, ze heffen smeekbeden aan, en Ik zal hen leiden. Ik breng hen naar stromende beken en voer hen over geëffende wegen; daar kunnen zij niet struikelen. Want Ik ben voor Israël een vader, en Efraïm is mijn eerstgeboren zoon. (Jeremia 31:9)

Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik zal hun lot ten goede keren, en dan zal in de steden van Juda, in het hele land, opnieuw te horen zijn: ‘Moge de HEER je zegenen, Jeruzalem, woonplaats van gerechtigheid, heilige berg!’ (Jeremia 31:23)

Wie dorstig zijn, zal Ik verkwikken; wie uitgeput zijn, geef Ik kracht. (Jeremia 31:25)

De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik Israël en Juda zal inzaaien met mensen en met dieren. (Jeremia 31:27)

Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij mijn volk. (Jeremia 31:33)

Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: ‘Leer de HEER kennen,’ want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan. (Jeremia 31:34)

Ik zal de inwoners samenbrengen uit alle landen waarheen Ik ze in mijn grote woede en toorn verdreven heb, ze terugbrengen naar deze stad en ze er in vrede laten wonen. (Jeremia 32:37)

Ik zal hen één van hart en één van zin maken, zodat ze altijd ontzag voor Mij zullen hebben en het hun en hun nageslacht goed zal gaan. (Jeremia 32:39)

Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, Ik keer Mij nooit meer van hen af en zal hen altijd zegenen. Ik zal hen met ontzag voor Mij vervullen, zodat zij zich nooit meer van Mij zullen afkeren. (Jeremia 32:40)

Ik zal er weer vreugde in vinden hen te zegenen en zal hen voorgoed in dit land planten. Met hart en ziel zal Ik dat doen. (Jeremia 32:41)

Dit zegt de HEER: Zoals Ik over dit volk al dit grote onheil heb gebracht, zo zal Ik het al het goede brengen dat Ik hun beloof. (Jeremia 32:42)

Men zal ervoor betalen en in aanwezigheid van getuigen koopcontracten opstellen en verzegelen, in het gebied van Benjamin, in het gebied rond Jeruzalem, in de steden van Juda, van het bergland, het heuvelland en de Negev. Want Ik zal hun lot ten goede keren – spreekt de HEER. (Jeremia 32:44)

Roep Mij aan, en Ik zal je antwoorden, Ik zal je grote, wonderlijke dingen bekendmaken, dingen die je volkomen onbekend zijn. (Jeremia 33:3)

Dit zegt de HEER: Ik zal de wonden van de stad verbinden en haar herstellen, Ik geef de inwoners blijvende vrede en voorspoed. (Jeremia 33:6)

Ik zal het volk reinigen van alle wandaden waarmee het tegen Mij gezondigd heeft. Ik zal het alle wandaden vergeven waarmee het willens en wetens tegen Mij gezondigd heeft. (Jeremia 33:8)

Op die dag, in die tijd, zal Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal handhaven. (Jeremia 33:15)

Ontelbaar zijn de sterren aan de hemel en de zandkorrels aan de zee, even ontelbaar zal Ik de nakomelingen maken van mijn dienaar David en van de Levieten die Mij dienen. (Jeremia 33:22)

Zomin als Ik die zal verwerpen, zal Ik het nageslacht van Jakob en van mijn dienaar David verwerpen. Ik zal altijd een van zijn nakomelingen laten heersen over het nageslacht van Abraham, Isaak en Jakob. Ik zal hun lot ten goede keren en Mij over hen ontfermen. (Jeremia 33:26)

Als jullie in dit land blijven, zal Ik jullie opbouwen en niet afbreken, zal Ik jullie planten en niet uitrukken, want Ik heb spijt van het onheil waarmee Ik jullie getroffen heb. (Jeremia 42:10)

Wees niet bang, mijn dienaar Jakob, heb geen angst, Israël. Ik zal je uit dat verre land bevrijden, uit de ballingschap voer Ik je nageslacht naar huis terug. Het volk van Jakob keert terug en zal in vrede leven, zonder zorgen, zonder dat het nog wordt opgeschrikt. (Jeremia 46:27)

In die dagen, in die tijd, zal Ik onderzoeken of er nog wandaden op Israëls rekening staan. Ze zullen er niet zijn. En Ik zal onderzoeken of Juda nog zonden op zijn rekening heeft staan. Ik zal ze niet vinden, want allen die Ik in leven laat, zal Ik vergeven. (Jeremia 50:20)

Dan zal Ik hen eensgezind maken en hun een nieuwe geest geven; Ik zal hun versteende hart uit hun lichaam halen en hun er een levend hart voor in de plaats geven. (Ezechiël 11:19)

Wanneer Ik jullie heb weggeleid bij de volken waartussen jullie nu leven, zullen jullie Mij als een geurig offer met vreugde vervullen. Ik zal jullie bij elkaar brengen vanuit de landen waarover jullie nu verstrooid zijn, en zo de volken laten zien dat Ik heilig ben. (Ezechiël 20:41)

Dit zegt God, de HEER: Ik zal het volk van Israël bijeenbrengen vanuit de landen waarheen het is verstrooid – zo zal Ik alle volken laten zien dat Ik heilig ben. De Israëlieten zullen weer wonen in hun eigen land, het land dat Ik aan mijn dienaar Jakob heb gegeven. (Ezechiël 28:25)

En daarom zal Ik mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd. Ik zal rechtspreken tussen de schapen. (Ezechiël 34:22)

Ik zal een vredesverbond met ze sluiten, Ik zal het land vrij van wilde dieren maken, zodat ze zelfs in de woestijn veilig kunnen wonen en in de bossen onbezorgd kunnen slapen. (Ezechiël 34:25)

Ik zal mijn schapen en het land rondom mijn heuvel zegenen, en Ik zal de regen op gezette tijden doen neerdalen. Het zal regen zijn die zegen geeft. (Ezechiël 34:26)

Ik zal Mij naar jullie toewenden, en jullie zullen weer worden bewerkt en ingezaaid. (Ezechiël 36:9)

Ik zal veel mensen op je laten wonen, heel het volk van Israël, en de steden zullen weer worden bewoond, de puinhopen weer worden opgebouwd. (Ezechiël 36:10)

Er zullen veel mensen en dieren op je wonen, ze zullen talrijk en vruchtbaar zijn, en jullie zullen weer even dichtbevolkt zijn als in het verleden. Ik zal zorgen dat het jullie beter gaat dan vroeger, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. (Ezechiël 36:11)

Ik zal zorgen dat je de vernederingen van de andere volken niet meer hoeft te verduren en hun spot niet meer hoeft te horen. Je zult je volken niet langer te gronde richten – zo spreekt God, de HEER. (Ezechiël 36:15)

Zeg daarom tegen het volk van Israël: ‘Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël – niet omwille van jou, maar omwille van mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent!’ (Ezechiël 36:22)

Ik zal mijn grote naam, die door jullie bij die volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat Ik de HEER ben – spreekt God, de HEER. Ik zal ze laten zien dat Ik heilig ben. Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. (Ezechiël 36:23-25)

Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, Ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven.  Ik zal jullie mijn Geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen. Jullie zullen in het land wonen dat Ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen mijn volk zijn en Ik zal jullie God zijn. (Ezechiël 36:26-28)

Ik zal jullie redden van alles wat je onrein maakt, Ik zal het koren bevelen overvloedig te groeien en nooit meer een hongersnood op jullie afsturen. (Ezechiël 36:29)

Dit zegt God, de HEER: Op de dag dat Ik jullie van je zonden gereinigd heb, zal Ik in de steden weer mensen laten wonen en zullen de puinhopen weer worden opgebouwd. (Ezechiël 36:33)

Dan zullen de volken om je heen beseffen dat Ik de HEER ben. Ik zal weer opbouwen wat verwoest was en beplanten wat verwilderd was. Wat Ik, de HEER, gezegd heb, zal Ik doen. (Ezechiël 36:36)

Dit zegt God, de HEER: Ook dit verlangen van het volk van Israël zal Ik in vervulling laten gaan: Ik zal het volk zo talrijk maken als een kudde schapen. (Ezechiël 36:37)

Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. (Ezechiël 37:6)

Profeteer daarom en zeg tegen hen: ‘Dit zegt God, de HEER: mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen.’ (Ezechiël 37:12)

Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, Ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Wat Ik gezegd heb, zal Ik doen – zo spreekt de HEER. (Ezechiël 37:14)

Dit zegt God, de HEER: Ik haal de Israëlieten weg bij de volken waar ze terechtgekomen zijn, Ik zal ze overal vandaan bijeenbrengen en ze naar hun land laten terugkeren. (Ezechiël 37:21) 

Ik zal één volk van hen maken in het land en op de bergen van Israël, en één koning zal over hen allen regeren. Niet langer zullen ze uit twee volken bestaan en verdeeld zijn in twee koninkrijken. (Ezechiël 37:22)

Ze zullen zich niet meer verontreinigen met hun afgoden en hun afschuwelijke misdaden, Ik zal hen van hun zondige ontrouw redden en hen reinigen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn. (Ezechiël 37:23)

Ik sluit met hen een vredesverbond, een verbond dat eeuwig zal duren. Ik zal hun een vaste woonplaats geven en hen talrijk maken; Mijn heiligdom zal voor altijd in hun midden staan. (Ezechiël 37:26)

Bij hen zal Ik wonen; Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. (Ezechiël 37:27)

Ik zal mijn Geest over het volk van Israël uitgieten en mijn gelaat niet meer voor hen verbergen – zo spreekt God, de HEER. (Ezechiël 39:29)

Daarom zal Ik haar meelokken naar de woestijn en dan tot haar hart spreken. Daar zal Ik haar wijngaarden aan haar teruggeven, het Achordal maak Ik tot een poort van hoop. En zij zal mijn liefde beantwoorden als in de tijd van haar jeugd, als op de dag dat ze wegtrok uit Egypte. (Hosea 2:16-17)

Ik zal je voorgoed tot mijn vrouw maken, Ik zal je hecht aan Mij verbinden, door liefde en ontferming. (Hosea 2:21)

Ik zal mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten. Want God ben Ik, en geen mens, Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig, Ik zal niet meer in woede ontsteken. (Hosea 11:9)

Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon… (Hosea 14:6)

De HEER geeft zijn volk dit antwoord: Ik zal jullie weer overvloedig voorzien van koren, wijn en olie. Ik zal jullie niet meer prijsgeven aan de spot van andere volken. (Joël 2:19)

Ik zal jullie schadeloosstellen voor de oogst van jaren die door al die zwermen sprinkhanen is opgevreten, door mijn grote leger, dat Ik op jullie had afgestuurd. (Joël 2:25)

Daarna zal zich dit voltrekken: Ik zal mijn Geest uitgieten over al wat leeft. Jullie zonen en dochters zullen profeteren, oude mensen zullen dromen dromen, en jongeren zullen visioenen zien… zelfs over slaven en slavinnen zal Ik in die tijd mijn Geest uitgieten. (Joël 3:1-2)

Dan zal Ik het vervallen huis van David herbouwen, Ik zal de muren herstellen en opbouwen wat is neergehaald, Ik zal het in zijn vroegere luister herstellen. (Amos 9:11)

Ik zal het lot van mijn volk Israël ten goede keren. Zij zullen hun verwoeste steden herbouwen en erin wonen, ze zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, ze zullen tuinen aanleggen en de vruchten ervan eten. Ik zal hen terugplanten in hun grond, en zij zullen niet meer worden weggerukt uit het land dat Ik hun heb gegeven – zegt de HEER, jullie God. (Amos 9:14-15)

Ik zal je bijeenbrengen, Jakob, je in je geheel bijeenbrengen. Ik zal verzamelen wat er van Israël over is, Ik zal het verzamelen. Ik zal ze samenbrengen als schapen en geiten binnen de omheining, als een kudde in de wei; het zal daar gonzen van de mensen. (Micha 2:12)

De kreupelen zal Ik sparen, van de verdrevenen maak Ik een groot volk, en op de Sion zal de HEER hun koning zijn, van nu tot in eeuwigheid. (Micha 4:7)

Alle treurenden zal Ik bijeenbrengen, verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken. (Sefanja 3:18)

In die tijd zal Ik afrekenen met je verdrukkers, de kreupelen zal Ik redden, de verstrooiden bijeenbrengen. En hen die in de hele wereld werden veracht zal Ik met eer en roem overladen. (Sefanja 3:19)

De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen – zegt de HEER van de hemelse machten –, en van hieruit zal Ik jullie vrede en voorspoed geven – spreekt de HEER van de hemelse machten. (Hagaï 2:9)

Het is waar dat het zaad nog ongebruikt in de schuur ligt, en ook hebben de wijnstok en de vijgenboom, de granaatappel en de olijf nog geen vrucht gedragen, maar vanaf vandaag zal Ik jullie mijn zegen geven. (Hagaï 2:19)

Ik zal zelf rondom de stad (Jeruzalem) een muur van vuur zijn – spreekt de HEER – en haar met mijn luister vullen. (Zacharia 2:9)

Ik leg een steen voor je neer, Jozua, één enkele steen, waarop zeven ogen rusten. Ikzelf zal daarin een inscriptie graveren – spreekt de HEER van de hemelse machten – en in één enkele dag zal Ik dit land reinigen van alle schuld. (Zacharia 3:9)

Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik zal mijn volk bevrijden uit het land waar de zon opkomt en het land waar de zon ondergaat. (Zacharia 8:7)

Nu is het zaad gezegend: de wijnstok zal vrucht dragen, de aarde zal haar opbrengst geven, de hemel zal zijn dauw afstaan. Dit alles zal Ik schenken aan wie er van dit volk nog over zijn. (Zacharia 8:12)

Ik zal de wacht betrekken en mijn land beschermen tegen doortrekkende legers. Geen tiran zal het nog binnenvallen, want nu waak Ik er met eigen ogen over. (Zacharia 9:8)

Want, Sion, omwille van mijn verbond met jou, met offerbloed bekrachtigd, zal Ik de gevangenen vrijlaten uit de put zonder water. (Zacharia 9:11)

Keer terug naar de burcht, gevangenen. Jullie hoop is niet vergeefs geweest, want ook nu geldt de toezegging aan Sion: Ik zal je dubbel schadeloosstellen. (Zacharia 9:12)

Ik zal het volk van Juda onoverwinnelijk maken en de nakomelingen van Jozef laten zegevieren. Ik ben vol zorg voor hen en zal hen veilig thuisbrengen. Dan zal het weer zijn als voorheen, alsof Ik hen nooit verstoten had, want Ik ben de HEER, hun God, en Ik zal hun gebeden verhoren. (Zacharia 10:6)

Ik zal hen bij Mij fluiten en hen samenbrengen, want Ik heb hen vrijgekocht. Ze zullen weer even talrijk worden als vroeger. (Zacharia 10:8)

In den vreemde zal Ik hen vrucht laten dragen, in verre streken zullen ze Mij gedenken en hun kinderen grootbrengen, en dan zullen ze terugkeren. (Zacharia 10:9)

Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem echter zal Ik vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar Mij wenden, en over Mij die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als het verdriet om een oudste zoon. (Zacharia 12:10)

Dat deel zal Ik louteren in het vuur: Ik zal hen smelten als zilver en zuiveren als goud. Zij zullen mijn naam aanroepen en Ik zal antwoorden. Ik zal zeggen: ‘Dit is mijn volk,’ en zij zullen zeggen: ‘De HEER is onze God.’ (Zacharia 13:9)

Op de dag die Ik voorbereid – zegt de HEER van de hemelse machten – zullen zij mijn eigendom zijn. Ik zal hen sparen zoals je een kind spaart dat je gehoorzaam is. (Maleachi 3:17)