Tempelbouw door Herodes

HOOFDSTUK 11
Herodes bouwt de Tempel weer op, hoger en schitterender dan de oude Tempel; de burcht Antonia

1 [380] In die tijd, in het achttiende jaar van zijn regering (19 BC), begon Herodes na alles wat hij al gedaan had, aan een buitengewoon groot werk; hij wilde de Tempel van God op eigen kosten opbouwen, de  omtrek van het Tempelgebied vergroten en de Tempel een meer bij zijn waardigheid passende hoogte geven. Hij was van mening dat de voltooiing van dat werk al zijn voorgaande daden zou overtreffen, wat ook zo was, en dat het belangrijk genoeg was voor een eeuwigdurende herinnering.

[381] Maar aangezien hij wist dat het volk niet tot zo’n gigantische onderneming bereid was en er ook niet gemakkelijk toe was te bewegen, wilde hij hen eerst met een toespraak in de juiste stemming brengen om het project ter hand te nemen. Hij riep hen bij- een en sprak als volgt:

[382] ‘Ik denk dat ik jullie, volksgenoten, niet hoef te vertellen over de andere werken die ik tijdens mijn regering heb verricht, hoewel ik wel wil zeggen dat ze van dien aard waren dat het prestige dat ik eraan ontleende kleiner is dan de veiligheid die ze jullie brachten.

[383] In de moeilijkste tijden heb ik nooit uit het oog verloren wat jullie in je noden zou kunnen helpen en evenmin heb ik in mijn bouwwerken meer mijn eigen veiligheid in het oog gehouden dan die van jullie allemaal. Ik denk dat ik, door Gods wil, het Joodse volk tot zo’n voorspoed heb gebracht als het nooit tevoren heeft gekend.

[384] Ik acht het volstrekt overbodig om nog eens één voor één de andere bouwwerken op te sommen die we overal in het land en in de steden, zowel in ons eigen land als in de nieuw verworven gebieden, hebben opgericht en die als een fraai sieraad hebben bijgedragen aan de verhoging van het aanzien van ons volk. Ze zijn jullie namelijk bekend. Maar ik wil nu aantonen dat het project dat ik nu onder handen wil nemen, het godvruchtigste en schitterendste is dat door ons ondernomen kan worden.

[385] Onze voorouders bouwden deze Tempel voor de allergrootste God na hun terugkeer uit Babylon, maar er ontbreken aan de hoogte over het ge- hele oppervlak nog zestig el. Dat is precies het verschil in hoogte met de eerste Tempel, die door Salomo werd gebouwd. [386] Laat niemand onze voorvaderen betichten van een gebrek aan vroomheid, want het was niet hun schuld dat deze Tempel kleiner is uitgevallen. Het was de schuld van Cyrus en Darius, de zoon van Hystaspes, die de
bouwmaten opgaven. En omdat onze voorvaderen aan hen en aan hun nakomelingen onderworpen waren, en later aan de Macedoniërs, hadden ze niet de mogelijkheid dit eerste voorbeeld van vroomheid in zijn vroegere grootheid te herstellen.

[387] Maar omdat ik nu dankzij Gods wil de regering in handen heb en er een lange aaneengesloten periode van vrede is, en omdat ik nu beschik over een grote rijkdom en ook nog vele inkomsten heb en, wat het belangrijkste is, de Romeinen die, om het zo te zeggen, de heersers van de hele wereld zijn, tot mijn trouwe vrienden mag rekenen, wil ik proberen om wat onze voorouders noodgedwongen en als onderworpenen niet konden uitvoeren alsnog te realiseren en daarmee een volmaakt bewijs van mijn vroomheid te geven voor de vele weldaden die God mij tijdens mijn regering heeft bewezen’.

2 [388] Zo sprak Herodes de menigte toe. De massa was met stomheid geslagen door zijn woorden, omdat die volkomen onverwachts kwamen. De realisering van dit plan leek hun onuitvoerbaar en daardoor wekten zijn woorden geen geestdrift bij hen op. Ze vreesden dat hij wel de hele Tempel zou afbreken, maar niet voldoende middelen zou hebben om de taak die hij op zich genomen had te voltooien. Ze achtten dat gevaar behoorlijk groot. Vooral de omvang van het project maakte de uitvoering ervan erg moeilijk.

[389] Terwijl ze zo terneergeslagen waren, sprak de koning hun moed in. Hij zei dat hij de Tempel pas zou neerhalen, wanneer hij kon beschikken over alle materialen die nodig waren voor de voltooiing van de bouw.

[390] In die beloften stelde hij hen niet teleur. Hij liet duizend wagens fabriceren voor het vervoer van de steenblokken, koos tienduizend van de meest ervaren werklieden uit, kocht priestergewaden voor duizend priesters, en gaf sommigen een opleiding tot metselaar en anderen tot timmerman. Pas nadat alles zorgvuldig was voorbereid, begon hij met de uitvoering van het werk.

3 [391] Hij liet de oude funderingen weghalen en door andere vervangen. Daarop bouwde hij de Tempel, die honderd el lang was en nog twintig el hoger, maar na verloop van tijd, toen de funderingen zich gezet hadden, gingen de twintig el er weer af. Ten tijde van Nero hebben we besloten de Tempel opnieuw twintig el op te hogen.

[392] De Tempel werd gebouwd van harde, witte steen. Alle steenblokken waren ongeveer vijfentwintig el lang, acht el hoog en ongeveer twaalf el breed.

[393] De hele Tempel was, net als de koninklijke zuilengang, aan beide zijden het laagst en in het midden het hoogst, zodat de Tempel voor de inwoners van het land al op vele kilometers afstand zichtbaar was, vooral voor hen die tegenover de Tempel woonden of voor degenen die er naar op weg waren.

[394] De toegangspoorten, waarvan de bovenposten even hoog reikten als de Tempel zelf, waren versierd met bontgekleurde voorhangen, waarin purperen bloemen en zuilmotieven ingeweven waren.

[398] Hierboven, maar onder de kroonlijst, vertakte zich een gouden wijnstok met hangende druiventrossen, een wonder qua afmetingen en artisticiteit voor allen die zagen van welke kostbare materialen ze was vervaardigd.

(396) Hij omgaf de Tempel met zeer grote zuilengangen, die hij aan de afmetingen van de Tempel aanpaste, en in zijn uitgaven overtrof hij zijn voorgangers ruimschoots, zodat de mensen dachten dat niemand vóór hem de Tempel had verfraaid. Beide zuilengangen rustten op een grote muur. De muur zelf was de grootste waarvan de mensen ooit gehoord hadden.

[397] Er was daar een rotsachtige steile heuvel, die aan de oostzijde van de stad langzaam opliep tot aan het hoogste punt.

[398] Deze heuvel had onze eerste koning Salomo in zijn door God gegeven wijsheid bovenaan, aan de top, met een muur omgeven, wat een enorm karwei was. Onderaan de heuvel, te beginnen bij de voet, waar een diep ravijn omheen loopt, bouwde hij eveneens een muur van hoge rotsblokken die met loden verbindingsstukken aan elkaar vastzaten. Telkens sneed hij aan de binnenzijde meer terrein af, terwijl de muur steeds meer vanuit de diepte omhoog kwam.

[399] Zodoende ontstond er een vierkant opgebouwde muur die immens was qua omvang en hoogte. Aan de buitenkant was de geweldige grootte van de stenen goed zichtbaar, terwijl de stenen aan de binnenkant met ijzeren muurankers zo goed waren vastgezet dat de voegen voor altijd onbeweeglijk op hun plaats bleven.

[400] Toen de werkzaamheden aldus gevorderd waren tot bovenaan de heuvel, vlakte hij de top van de heuvel af en vulde hij de holle ruimten naast de muur op. Tenslotte maakte hij alles wat nog boven het oppervlak uitstak gelijk en effen. Zo zag de hele ommuring er uit, met een omtrek van ongeveer achthonderd meter, honderd meter aan iedere zijde, van hoek tot hoek.

[401] Binnen deze muur en op het hoogste punt liep nog een andere stenen muur met aan de oostkant een dubbele zuilengang die even lang was als de muur en uitzag op de deuren van de Tempel, die door die muur werd omsloten. Deze zuilengang was in het verleden door vele koningen verfraaid.

[402] Rondom de hele Tempel was de op de barbaren behaalde buit opgehangen. Al die buit had koning Herodes aan God gewijd, inclusief de buit die hij op de Arabieren had behaald.

4 [403] Aan de noordzijde bevond zich op een hoek een goed ommuurde en bijzonder sterke burcht. Deze was vóór Herodes’ tijd gebouwd door de koningen en hogepriesters van het geslacht der Hasmoneeën en had de naam Baris gekregen. Hier borgen ze het priestergewaad op, dat de hogepriester alleen droeg wanneer hij offers moest brengen.

[404) Koning Herodes bewaarde dat gewaad veilig op die plaats, en na zijn dood hebben de Romeinen dat gedaan tot de tijd van Tiberius Caesar.

[403] Tijdens zijn regering bracht Vitellius, de gouverneur van Syrië, een bezoek aan Jeruzalem en omdat hij van het volk een schitterende ontvangst kreeg, wilde hij iets terugdoen voor de vriendelijkheid die zij hem hadden bewezen. Omdat ze hem hadden gevraagd het heilige gewaad onder eigen beheer te mogen houden, schreef hij hierover een brief aan Tiberius Caesar. Deze keurde het goed en het beheer over dat gewaad bleef bij de Joden tot de dood van koning Agrippa.

[406] Hierna vaardigden Cassius Longinus, die toen gouverneur was van Syrië, en Cuspius Fadus, de
procurator van Judea, het bevel uit dat de Joden het gewaad in de burcht Antonia in bewaring moesten geven,

[407] omdat, zo zeiden ze, de Romeinen er net als vroeger zeggenschap over moesten hebben. De Joden zonden hierop gezanten met een verzoekschrift naar Claudius Caesar. Toen ze in Rome aankwamen, was daar toevallig koning Agrippa II aanwezig. Hij deed een goed woordje voor hen bij de keizer en wist te bereiken dat hij hun de zeggenschap over het gewaad teruggaf en daarover instructies stuurde aan Vitellius, die op dat moment gouverneur in Syrië was.

[408] Vroeger rustte dat kleed onder het zegel van de hogepriester en de schatbewaarders. Daags voor een feest gingen de schatbewaarders naar de commandant van het Romeinse garnizoen en namen ze na een inspectie van hun eigen zegel het gewaad mee. Na afloop van het feest brachten ze het dan weer naar dezelfde plaats terug, ze toonden de commandant het zegel dat overeenkwam met het andere zegel en legden het gewaad daar neer.

[409] De latere droevige voorvallen hebben voldoende aangetoond dat het zo is gegaan. Maar in zijn tijd heeft Herodes, de koning van de Joden, deze burcht Baris versterkt met het oog op de veiligheid en de bescherming van de Tempel. Om Antonius te gerieven, die zijn vriend was en ook heerser over de Romeinen, gaf hij haar de naam Antonia.

5 [410] In het westelijk deel van het ommuurde gebied waren vier poorten. De eerste leidde naar het koninklijk paleis, via een speciale passage door het dal dat daartussenin lag, twee andere poorten leidden naar de voorstad, en de laatste naar het andere deel van de stad. De weg daalde langs vele treden af naar het dal en liep vandaar weer langs de helling omhoog. De stad, die de vorm had van een theater en aan de hele zuidkant door een diep ravijn was omgeven, lag recht tegenover de Tempel.

[411] Het vierde front van het ommuurde gebied dat uitzag op het zuiden, had middenin eveneens poorten. Aan die zijde bevond zich ook de koninklijke zuilengang met drie passages, die liep van de oostelijke naar de westelijke kloof. Een verdere uitbreiding was onmogelijk.

[412] Als één bouwwerk onder de zon het verdient vermeld te worden, dan is dit het wel. Want terwijl de kloof al zo diep was en het ieder die zich voorover boog om naar de bodem te kijken begon te duizelen, was de hoogte van de zuilengang die over de kloof liep van dien aard dat als iemand van het dak van die zuilengang, vanuit een dubbele hoogte dus, naar beneden keek, het hem zwart voor werd en zijn blik de peilloze diepte niet kon bereiken.

[413] De zuilen stonden recht tegenover elkaar over de volle lengte van de zuilengang, terwijl de vierde rij was verbonden met een stenen muur. ledere zuil was zo dik dat er drie mensen die elkaar met uitgestrekte armen raakten nodig waren om hem te omvatten. De hoogte van die zuilen was negen meter met een dubbele spiraal aan de basis.

[414] Het aantal zuilen bedroeg in totaal honderdtweeënzestig en de kapitelen waren in de Corinthische stijl versierd met reliëfs die alom verbazing wekten door de pracht van het geheel.

[415] Er waren vier rijen, die drie galerijen onder het dak van de zuilengang omsloten. De twee galerijen aan de zijkanten liepen evenwijdig en zagen er hetzelfde uit. Ze waren ongeveer tien meter breed, bijna tweehonderd meter lang en bijna zeventien meter hoog. De middengalerij was anderhalf keer zo breed en twee keer zo hoog en stak dus hoog uit boven de galerijen aan weerszijden.

[416] De daken waren versierd met diep houtsnijwerk, waarin allerlei verschillende figuren waren uitgebeeld. Het dak van de middelste galerij was hoger gemaakt dan de andere twee daken en de muur aan de voorzijde was doorsneden met architraafbalken met zuilen die in die muur waren ingebouwd, en was helemaal glad gepolijst, zodat zij die niet hadden gezien hoe mooi het was niet konden geloven dat het allemaal wel echt was en zij die het wel gezien hadden verbijsterd waren door de aanblik ervan.

[417] Zo ongeveer zag de eerste ommuurde ruimte eruit. Niet ver van het midden van die ruimte was een tweede ommuurde ruimte, die via enkele treden toegankelijk was en omgeven was door een stenen balustrade, waarop een inscriptie was aangebracht met de mededeling dat het vreemdelingen op straffe van dood was verboden daarnaar op te gaan.

[418] Aan de zuid- en de noordkant had deze binnenomheining drie poorten op gelijke afstand van elkaar, en aan de kant waar de zon opkomt was één grote poort, waardoor zij die ritueel gereinigd waren met hun vrouwen naar binnen gingen.

[419] Maar de heilige ruimte daarbinnen was voor vrouwen verboden. Nog verder naar binnen was een derde ruimte, waarin alleen de priesters mochten binnentreden. In deze priesterruimte was de eigenlijke Tempel, en daarvoor stond een altaar waarop wij brandoffers brengen aan God.

[420] Koning Herodes heeft geen van deze drie ruimten ooit betreden. Dat was hem namelijk verboden omdat hij geen priester was. Aan de werkzaamheden rond de zuilengangen en de buitenommuringen heeft hij echter grote aandacht besteed. De bouw hiervan werd in acht jaar voltooid.

6 (421] Toen de Tempel zelf door de priesters in één jaar en zes maanden was gebouwd, was het hele volk vol vreugde en bracht het dank aan God, allereerst voor de snelle uitvoering van het werk, en daarna voor het enthousiasme van de koning. Met grote festiviteiten vierden ze de wederoprichting van de Tempel.

[422] De koning offerde driehonderd runderen aan God, en de anderen offerden eveneens, ieder naar vermogen. Het is onmogelijk het precieze aantal offerdieren te noemen, want het gaat onze krachten te boven een nauwkeurige schatting te geven.

[423] Aangezien de dag waarop de bouw van de Tempel werd voltooid toevallig samenviel met de dag waarop de koning op de troon was gekomen, en dat was traditioneel een feestdag, werd het feest om deze dubbele reden des te meer luister bijgezet.

7 [424] Er was voor de koning eveneens een geheime gang aangelegd, die liep van de burcht Antonia naar de oostelijke poort van de heilige binnenhof. Boven die poort liet hij voor zichzelf een toren bouwen om die via die onderaardse gang te kunnen bereiken en zo zichzelf te beschermen wanneer het volk tegen zijn koningen in opstand zou komen.

[425] Ook wordt er verteld dat er gedurende de tijd dat de Tempel werd gebouwd overdag geen regen viel, maar dat de regenbuien zich alleen ’s nachts voordeden, zodat de bouw ongehinderd kon doorgaan. Dit verhaal hebben onze vaders aan ons overgeleverd, en het is ook helemaal niet ongeloofwaardig, wanneer je de andere keren dat God zich manifesteerde in aanmerking neemt. Op deze wijze nu werd de bouw van de Tempel voltooid.

De oude geschiedenis van de Joden pag 1028-1034

Boek XV 380-425

Flavius Josephus